tempel1901.jpg


in gewijzigde vorm eerder verschenen in KUZ 2009-3

Zonder Geometrie geen gebouw

(Ars sine Scientia nihil est)


door Jan den Ouden




Q: Why was you made a Mason?
A: For the sake of the Letter G.
Q: What does it signifye?
A: Geometry.
Q: Why Geometry?
A: Because it is the Root and foundation of all Arts and Sciences.

(catechismus Engels rituaal uit 1730)

In 1386 werd in Milaan begonnen met de bouw van een nieuwe gotische kathedraal.
Opzich niet iets bijzonders en evenmin dat het gebruikelijk was om alvorens een definitieve keuze voor het ontwerp (of de uitvoering) te maken, dit uitgebreid te laten bestuderen door ervaren bouwmeesters. Al was het maar, omdat daardoor voor de opdrachtgevers eventuele risico's inzichtelijk werden en gebruik gemaakt kon worden van een brede expertise en ervaring voor wat betreft het oplossen van technische problemen.
Het bijzondere aan deze situatie is, dat de Milanese 'Fabrica' (bouwloods) meende daartoe zelf voldoende kennis in huis te hebben en zonder al die buitenlandse bemoeials te kunnen. Alsmede, dat de daarop volgende discussies bewaard zijn gebleven en daarmee een boeiend inzicht geven in de denkwijze van middeleeuwse bouwmeesters.

Ars en Scientia
Zoals P. Huys Janssen in 'Werken aan kunst' (Verloren, Hilversum, 1995) aangeeft, lag de kern van het probleem in Milaan in het feit dat men in Italië nauwelijks ervaring had met de gotische spitsboog en de daaruit voortkomende spatkrachten, zodat de Milanese bouwloods gewoon niet begreep wat het probleem was.
Die gedachtefout zat ook in het ontwerp, dat gebaseerd was op een breed opgezette plattegrond (met weinig kolommen), waarin plaats was voor veel mensen en in de gangbare Italiaanse bouwstijl prima te realiseren was.
Om allerlei niet-technische redenen (prestige, politieke druk) was echter gekozen voor een gotische bouwstijl met eenzelfde hoogte als de grote Franse kathedralen, wat zonder de gebruikelijke steunbeerconstructies en luchtbogen aan de buitenzijde (vanwege de zijwaartse spatkrachten) technisch onmogelijk was. Maar die vonden de Italianen niet mooi.

Al vanaf het eerste ontwerp is door diverse bouwmeesters – vergeefs – gewaarschuwd voor deze structurele ontwerpfout en in 1399 was de zaak zo hoog opgelopen, dat de in Parijs werkzame bouwmeester Jacques Koene en zijn assistenten Jean Campanosen en Jean Mignot opdracht kregen tot het schrijven van een onderzoeksrapport. De conclusies daarin waren vernietigend en waarschuwden voor gevaar van instorting.
Met de bouwloods ontstond toen een felle discussie, waarin met name bouwmeester Jean Mignon zich ontpopte als een gedreven verdediger van een gezonde bouwtechniek en wees op de verschillen met de Romaanse rondboog, die – zoals de Italianen volgens hem moesten weten – veel solider is dan de fragiele gotische spitsboog. Van hem is de uitspraak afkomstig 'Ars sine Scientia nihil est', waarmee hij bedoelde dat voor de bouw van een gotisch gebouw (Ars) de totale daarvoor beschikbare kennis (Scientia) nodig is en niet volstaan kan worden met alleen de vorm.
De bouwloods wees Mignons argumenten af, met de opmerking dat zij beter konden bouwen dan de Fransen, de Italiaanse steen veel sterker was (sic!)en het gebruik van steunconstructies gewoon een teken van 'slapte'.
In februari 1400 onderschreef een gezelschap van bekende bouwmeesters (op doorreis naar Rome) echter de conclusies van Mignon, waarna de fabbrica schoorvoetend moest toegeven dat alle kritiek wellicht niet geheel ongefundeerd was en koos voor een laag Italiaans ontwerp met wat gotische versierselen.

Kleine elitaire groep
Wat we hier zien staat mijlenver af van het romantische beeld van een idealistische groep plaatselijke steenkloppers, die al psalmenzingend gezamenlijk een gotische kathedraal overeind lopen. Maar toont een kleine, internationaal georiënteerde elite, die een monopolie bezit op de expertise om aan een dergelijk kostbaar en complex bouwproces leiding te geven en met elkaar daarover in het Latijn van gedachten wisselde.
Net als bij hedendaagse voetbalcoaches zal de Europese top gevormd zijn door vermoedelijk nog geen honderd man, met daaronder een veel grotere groep van het tweede echelon, die zorg droeg voor de dagelijkse gang van zaken. Daaronder bevonden zich de meesters, die de dagelijkse leiding op de bouwplaats hadden en prima in staat waren om een deelopdracht uit te voeren (bijvoorbeeld het ontwerp van een venster in een gevel). Waarbij de besten onder hen een zodanig prestige hadden, dat zij hun naam in hun gebouwen lieten aanbrengen en in het koor begraven werden.

Edele afkomst
Dat de meeste bouwmeesters eenvoudige benamingen hadden, wil niet zeggen dat ze allemaal van nederige afkomst waren. Waarschijnlijker is, dat voor hen hetzelfde gold als voor kloosterlingen. Namelijk dat je afstand deed van eventuele titels en familienamen om vrij van feodale verplichtingen te kunnen functioneren. Ook voor adellijke zonen had het leven vaak weinig meer te bieden dan een functie als schildknaap, of een weinig inspirerend bestuursbaantje in dienst van een ander. Zodat voor de creatieve en niet-celibatair ingestelden onder hen een loopbaan als bouwmeester alleszins aantrekkelijk was.
We vinden dat bijvoorbeeld terug in een strofe uit het ‘Regius Poem’ (ca. 1390), waar wordt vermeld:

'By old time written I find
That the apprentice should be of gentle kind,
And so sometime great lords' blood,
Took this geometry that is full good.'

Hierin kan 'apprentice' vertaald worden met 'leerling' en heeft 'gentle' verwantschap met 'gentleman' (= van edele afkomst, iemand die vanwege familiebezit in zijn eigen bestaan kan voorzien).

Orale traditie
In het museum van Sélèstat (in de buurt van Straatsburg) heb ik een in de 9e eeuw met de hand vervaardigde kopie van 'De Architectura' van Vitruvius gezien, waarin door latere gebruikers in de marge met rode inkt aantekeningen waren bijgeschreven.
Maar buiten dit soort kostbare studieboeken en administratieve stukken zijn voorafgaand aan de 13e eeuw weinig schriftelijke bronnen omtrent bouwactiviteiten bewaard gebleven. Met name, omdat de maatschappij toen nog een voornamelijk oraal karakter had, waarin mondelinge getuigenverklaringen en door rechtsgeleerden uit het hoofd geciteerde wetten algemeen gebruikelijk waren. Met als gevolg, dat ook degenen die konden schrijven dit vaak op vergankelijke materialen of veelvuldig hergebruikt perkament deden.
Eerst vanaf de 13e eeuw zien we, samen met een meer algemene leesvaardigheid, een toenemende behoefte om zaken schriftelijk vast te leggen. Zoals bijvoorbeeld het tussen 1220-1240 vervaardigde 'schetsboek van Villard de Honnecourt' dat voor een deel uit hergebruikte perkamentvellen bestaat, waaraan in later eeuwen allerlei zaken zijn toegevoegd en het karakter heeft van een tijdens colleges van hand-tot-hand doorgegeven illustratiemap (een soort middeleeuwse powerpoint-presentatie).
Een sleutelmoment in deze ontwikkeling vormen de pestepidemieën rond 1350 (de Zwarte Dood) toen in korte tijd een derde tot ruim de helft van de bevolking de dood vond en met hen allerlei eeuwenlang mondeling doorgegeven informatie en tradities verdween. Vanaf dat moment zien we ook bouwloges allerlei zaken vastleggen die de gang van zaken op de bouwplaats regelen.

Regius Poem
De oudste in Engeland bewaard gebleven versie van zo'n reglementenboek voor bouwloges is het 'Regius Poem', dat uit ca. 1390 dateert en vermoedelijk gebaseerd is op een rond 1350 (dwz. vlak na de pestepidemieën) vervaardigde versie.
Het bestaat uit 64 coupletten (hoofdstukken) en aangenomen mag worden dat hieruit tijdens ceremoniën en op hoogtijdagen werd voorgedragen.
De eerste regels ervan (in de vertaling van R. H. Baxter, Past Master van Quatuor Coronati Lodge) luiden: 'Hier beginnen de constituties van de kunst der geometrie volgens Euclides'.
In het tweede hoofdstuk lezen we vervolgens:

'In that time, through good geometry,
This honest craft of good masonry
Was ordained and made in this manner,
Counterfeited of these clerks together;
At these lords' prayers they counterfeited geometry,
And gave it the name of masonry,
For the most honest craft of all,
These Lords' children thereto did fall,
To learn of him the craft of geometry,
The which he made full curiously.'

In tegenstelling tot de huidige negatieve betekenis van 'counterfeited' (vervalsen) wordt hier volgens Baxter bedoeld: 'de inhoud ervan werd overgenomen / nagevolgd, of 'de kennis werd ontleend aan', terwijl met 'clerk' een toezichthoudende functie wordt aangeduid: 'clerk of the works'.

Geometrie
Een algemeen gegeven in dit soort geschriften is de belangrijke plaats die 'geometrie' in het bouwproces inneemt en dat 'geometry' en 'masonry' als elkaars synoniemen gebruikt worden.
M.T. Zenner stelt echter in 'Villard de Honnecourt and Euclidean Geometry' (Nexus Network Journal, 2002) de terechte vraag: "welke geometrie dan?" Want hoewel wij nu gewend zijn aan abstracte wiskunde met getallen, was daar bij deze Franse bouwmeesters nog geen sprake van. De zgn. 'Arabische' cijfers waren nog geen gemeengoed en op veel bouwplaatsen werd nog met een twaalftallig stelsel en zgn. Romeinse cijfers gewerkt, waarbij een per project (of lokaal)vastgestelde basismaat in tweeën, drieën etc. werd verdeeld resp. met twee, drie etc. werd vermenigvuldigd (door omcirkelen).
Zodat voor wat betreft middeleeuwse geometrie vooral gedacht moet worden aan zgn. 'vlakke meetkunde': het verdelen van vlakken door middel van cirkels, driehoeken en vierkanten.
M. Gout wijst in 'Geometrie in de tempel' (Steensplinter, Gouda, 2009) op de theologische grondslagen van deze getallensymboliek, waarin het getal vier stond voor het materiële, het getal drie voor actief geestelijke activiteiten van de mens en het getal vijf voor het goddelijke. Zodat met vlakken en verhoudingen een heel religieus verhaal verteld werd.
Tegelijkertijd dwongen de smalle technische marges – op straffe van instorting – tot een nauwgezette bestudering en evaluatie van gebouwde constructies. Want hoewel aanwijzingen bestaan dat een primitieve vorm van grafostatica – het tekenen van krachtlijnen in constructies – bekend was, moest de middeleeuwse bouwmeester het toch vooral hebben van voorbeelden elders en van indirecte aanwijzingen, zoals de klank van een met een houten hamer aangeslagen kolom (die de spanningen in de steen hoorbaar maakte).

Tracing boards
Het maken van deelontwerpen, bijvoorbeeld van een raampartij, was het werk van een meester-ontwerper, die daartoe door de bouwmeester namens het bestuur van het bouwkapittel werd uitgenodigd. Die leverde dan een aantal schetsen op een stuk perkament of een dun stuk hout (tekenplank), vaak vergezeld van een schaalmodel (voor de leken onder het kapittel).
Na goedkeuring werden in een tekenzaal de essentiële onderdelen op ware grootte met behulp van krijt, stukken touw en maatstokken op een witgekalkte vloer uitgetekend en overgenomen op houten planken (tracing =overnemen en boards = planken), waarna voor alle onderdelen houten mallen werden gemaakt.
Een deel van deze voorbereidende ploeg zal ook 's winters bezig geweest zijn en om de verveling van de lange donkere winteravonden te verdrijven kunnen we bij hen een verdere studie en verdieping in de grondslagen van het bouwambacht verwachten. Zeker bij degenen die een loopbaan als bouwmeester ambieerden.

Zeven treden van kennis
Aan de basis van iedere middeleeuwse scholing lag de bestudering van de zeven klassieke kunsten, zoals die in de laatklassieke tijd geformuleerd waren.
In het Regius Poem wordt aangegeven wat deze waren:
Eerst het trivium: grammatica (gebruik van taal en woorden), dialectica (logisch redeneren) en retorica (spreekvaardigheid).
Dan volgde het quadrivium: muziek (verhoudingen en toonstelsels), astronomie (de grondslagen van de schepping en astrologie), aritmetica (rekenkunde, o.a. met Arabische cijfers) en tenslotte (als laatste en moeilijkste) geometrie.
Waarbij van geometrie wordt gezegd, dat het de enige wetenschap is die vervalsingen van het werkelijk weten kan doen onderscheiden.
Voor het merendeel van deze kennis kon men op iedere kloosterschool terecht, zodat verwacht kan worden dat in de bouwloges vooral aanvullende zaken onderwezen werden, die specifiek op het bouwvak gericht waren en waarbij (zoals Jean Mignot in Milaan betoogde) de speculatieve aspecten een onderdeel van de operatieve praktijk vormden.

Speculatieve bouw
In het uit omstreeks 1410 daterende Cooke Ms staat geometrie nog steeds op een belangrijke vijfde plaats, maar wordt het daar gevolgd door muziek en astronomie. Twee kennisaspecten die letterlijk niets met een operatieve bouwpraktijk van doen hebben.
Hierin zien we al een verschuiving in waardering van de praktische aspecten van het bouwen (met een directe relatie tot de concrete bouwpraktijk), naar een meer esoterische benadering (waarin ook een muziekcompositie of een toneelstuk als 'bouwwerk' werd gezien) en het doorgronden van de grondstructuur van de schepping.
Nu is de positie van de bouwloges in het feodale Engeland nooit erg sterk geweest en vermoedelijk zien we hierin een toenemende splitsing weerspiegeld tussen ontwerp en uitvoering, waarbij het uitvoerend bouwambacht gedegradeerd werd tot het op bestelling leveren van vooraf door architecten ontworpen bouwelementen.
Hoewel geen exacte datum gegeven kan worden, zal die omslag vooral in het begin van de 16e eeuw hebben plaatsgevonden, toen de bouwloges door Hendrik VIII werden opgeheven en Engelse architecten de zgn. Italiaanse Renaissance stijl introduceerden.

[einde van dit artikel]



omhoog   terug naar begin van dit artikel