![]() |
de Steensplinter
archetypen van de maçonnieke tempel
|
deel 5 |
![]() de mens als zuivere kubiek (Egypte, ca. 1950 v.C.) ![]() van de maçonnieke tempel deel 5: op uzelf komt het aan eerder gepubliceerd: in KEN UZELVE november 2007 met als titel: de ziel, de goddelijke vonk Overige afleveringen: 1. inleiding 2. reizend van het oosten naar het westen 3. vuur, taal en moraal 4. Amduat de reis van de zon door het noorden 6. de verborgen bouwmeester 7. profane 'maçonnieke' symboliek 8. de innerlijke mens 9. de weg naar de middenkamer In voorbereiding (verschijnt binnenkort): 10. het kosmische licht 11. zeven duizend jaar zomer sintjan 12. ritueel zonder functie 13. de twaalf wachters van het 'eeuwig westen' ![]() ![]() steencirkel bij Nabta Playa (Egypte, ca. 5000 v.C.) ![]() rotsschildering van nomadische veehouders in de Sahara (Tassili n'Ajjer, 6000 - 1500 v.C.) ![]() Narmer-palet met de vereniging van Egypte (predynastieke tijd, ca. 3050 v.C.) ![]() de Horus-naam van farao Djer (Egypte, ca. 2950 v.C.) ![]() de ziel (ba) (Egypte, ca. 1250 v.C.) ![]() de zoekende mens (Egypte, ca. 2500 v.C.) Nederlandse bewerking van geciteerde teksten door J.A. den Ouden. Meer informatie over dit onderwerp op www.maat.sofiatopia.org versie 8.12 |
op uzelf komt het aan want de goden helpen slechts hen die zichzelf helpen J.A. den Ouden De gang van zaken in de rechtszaal [van Osiris] wordt bepaald door het schietlood [van Ma'at] (uit 'wijsheid van Ptahotep') Kijk naar degenen die van graniet onvergankelijke graftempels bouwden en tot godheid werden verheven; hun offertafels staan leeg, net als die van de anonieme doden die na de jaarlijkse overstroming zonder familie om voor hun te zorgen aan de waterkant begraven worden. (uit: 'gesprek van een man met zijn ziel') Kenmerkend voor de klassieke Egyptische cultuur is haar ogenschijnlijke onveranderlijkheid. Dit is echter schijn. Omdat de Egyptenaren geen geopenbaarde goddelijke 'waarheid' (zoals de bijbel) kenden, bestonden bij hen grote aarzelingen om oude godsdienstige gebruiken en opvattingen af te schaffen. Want wie kon garanderen dat het afschaffen van zo'n traditie niet het ongenoegen (of veel erger) van de goden zou oproepen? Zodat combineren en 'stapelen' volgens hen de verstandigste oplossing was. Dit neemt niet weg dat onder het schijnbaar statische oppervlak wel degelijk sprake was van soms diepgaande veranderingen, die vaak goed gedocumenteerd zijn en via de klassieke erfenis deel zijn gaan uitmaken van ons eigen gedachtegoed. groene Sahara De 12.000 jaar oude geschiedenis van Egypte begint direct na de IJstijd, toen in de Sahara genoeg regen viel voor het ontstaan van een savannelandschap. Over die periode - in de Egyptische mythen 'de Gouden Tijd' genoemd - is maar weinig bekend. Recente opgravingen - in o.a. Nabta Playa (ca. 100 km ten westen van Abu Simbel) aan de oever van een nu opgedroogd meer - laten een overgang zien van jager-verzamelaars naar een nomadische savannencultuur van veehouders. Omstreeks 6.300 v.C. droogden de savannen tijdelijk uit, waardoor de bevolking wegtrok. Mogelijk naar het Nijldal, dat vanwege het lagere waterniveau beter toegankelijk werd. Of naar minder droge plekken in de Sahara, in het zuiden of westen. 800 jaar later herstelde het savannenlandschap zich weer. De bevolking die zich nu aan het meer vestigde was duidelijk hoger ontwikkeld en bouwde daar een uitgebreid regionaal cultuscentrum, met een steencirkel, zichtlijnen op bepaalde sterren (o.a. Sirius) en grafheuvels voor ritueel geofferde koeien. Hoe men verder over het hiernamaals dacht, is niet bekend. Het meest waarschijnlijk is een ook nu in de Soedan nog algemeen verbreide vorm van animisme, waarbij alles 'bezield' is en na een tijdelijk verblijf aan de nachtelijke hemel opnieuw wordt geboren. Persoonlijke grafmonumenten zijn in ieder geval (nog) niet gevonden. Mogelijk ook omdat - zoals bij nomadische volkeren gebruikelijk - de feitelijke begrafenis van een dode weinig om het lijf had en volstaan werd met een haastig gegraven kuil, met wat voedsel voor onderweg. Of wellicht zelfs dat niet en werd (zoals zeer recent nog in Mongolië) het lichaam rechtop tegen een steen gezet en aan de gieren en jakhalzen overgelaten (beide Egyptische dodengoden). Dit werd dan gecompenseerd door een uitgebreide herdenkingplechtigheid (een soort rouwloge) op een later tijdstip (bijv. tijdens de jaarlijkse stambijeenkomst) en het oprichten van een (nu voor ons niet meer herkenbaar) monument. Onbetrouwbaarheid Het ligt voor de hand om in hen de voorvaderen van de dynastieke Egyptenaren te zien. Daarvoor pleit ondermeer de nabijheid van het Nijldal en dat in latere piramideteksten zichtlijnen op dezelfde sterren een belangrijke rol spelen in het vergoddelijkingsproces van de overleden farao. Ook de in dynastieke tijd populaire vruchtbaarheidscultus rond Hathor (de 'hemelkoe') en Horus (als 'hemelstier'), waarin de farao als 'levende Horus' een actieve rol speelde, wijst hierop. Een fundamenteler argument is echter de onzekerheid en scepsis van de Egyptenaren ten aanzien van hun goden. Want omstreeks 4500 v.C. zette in de oostelijke Sahara de woestijnvorming definitief door en werden de daar levende herdersvolken gedwongen voorgoed te vertrekken. Deze abrupte klimaatverandering, waarbij in enkele generaties een vertrouwde leefomgeving letterlijk stierf, heeft op hun denken een onuitwisbare indruk achtergelaten. Met name voor wat betreft hun gevoel van onbetrouwbaarheid van de goden. Want wie kon garanderen dat ditzelfde niet een tweede keer met de Nijl zou gebeuren? Eenwording Tussen 4.000 - 3500 v.C. ontstond in het Nijldal een aantal elkaar beconcurrerende koninkrijkjes, die geregeerd werden door een krijgerskaste. Wanneer en wie deze koninkrijkjes verenigd heeft tot één rijk is niet precies bekend. Mogelijk heeft het een aantal keren plaatsgevonden. Maar algemeen wordt aangenomen dat omstreeks 3.050 v.C. heel Boven-Egypte, en in ieder geval een deel van de delta, door farao Narmer werd verenigd. Omtrent de religieuze gebruiken van die tijd zijn we slecht geïnformeerd, maar vermoedelijk was het een bont geheel van allerlei plaatselijke goden en een paar meer algemeen erkende goden als Hathor en Horus. Zonnecultus Tijdens de 3e dynastie (met o.a. farao Djoser, ca. 2700 v.C.) ontstond een meer samenhangende zonnecultus, waarin alle oude goden verenigd werden in een Enneade van negen archetypen van goden, die zich in allerlei plaatselijke varianten konden manifesteren. De dominante rol van Hathor en Horus werd hierbij vervangen door de zonnegod Re (of Ra) en diens tegenhanger, de dodengod Osiris. Het zou echter nog honderd jaar duren, voordat farao's zich naast hun Horus-naam ook 'zoon van Re' gingen noemen. In deze nieuwe cultus zien we tevens een steeds verdergaande vergoddelijking van de farao, die zich na zijn overlijden met de goden (=de onsterfelijken) aan de sterrenhemel verenigt, terwijl de niet-koninklijken hooguit op een voortbestaan in 'het westen' konden rekenen. Of de piramiden van o.a. Djoser, Snefroe, Cheops en Chefren gezien moeten worden als instrumenten om die terugkeer naar de hemel mogelijk te maken, of als een vorm van dankbetuiging van het volk aan deze halfgoden, of als een poging om de hemel op aarde na te bouwen, is nog steeds onduidelijk (waarbij het een het ander trouwens niet hoeft uit te sluiten). Een opmerkelijk gegeven is in ieder geval, dat al tijdens de bouw van de derde grote piramide bij Giza (van Mykerinos, ca. 2539 - 2511 v.C.) het accent van de piramide naar de omringende tempelcomplexen verschijft, waarna bij zijn opvolgers het accent uiteindelijk geheel op de dodentempel komt te liggen. geloofwaardigheid Omstreeks 2200 v.C. ging dit rijk aan een (wederom tijdelijke) regionale klimaatverslechtering ten onder. Niet omdat het niet in staat zou zijn geweest om de daaruit voortkomende problemen het hoofd te bieden, maar omdat de ongewoon lage Nijlstand en de toenemende woestijnvorming de essentie van de farao-cultus aantastte en het staatssysteem zijn geloofwaardigheid verloor. Nu de farao immers ook maar een gewoon mens bleek, zonder bijzondere invloed op de goden, werd iedereen op zichzelf teruggeworpen. Er is dan ook geen sprake van een plotselinge ineenstorting, of van externe vijanden, maar van een langzame desintegratie, waarbij het land weer in autonome onderdelen uiteenviel. De zogenaamde 'eerste tussenperiode' van twee eeuwen tussen het Oude en het Midden Rijk is voor ons een boeiende tijd, omdat men vanwege de desintegratie van de maatschappij de behoefte voelde om allerlei zaken voor het nageslacht vast te leggen, die ons (vaak voor het eerst) een glimp toestaan op de manier van denken in die tijd. Mede, omdat hierin een ontwikkeling zichtbaar wordt van een collectieve onderhorigheid aan een halfgoddelijke farao naar een individuele verantwoordelijkheid als mens. Die ontwikkeling is via de klassieke Oudheid van diepgaande invloed geweest op onze eigen cultuur, zodat met recht gesteld kan worden dat de wortels van het latere humanisme in het oude Egypte liggen. Scepticisme Aanwijzingen daarvoor zijn te vinden in teksten als 'Wijsheidsspreuken van Ptahotep', die volgens E. Hornung ('The Quest for Immortality', 2002) in hun oorspronkelijke vorm uit ca. 2100 v.C. dateren. Hoewel in de tekst vizier Ptahotep - een hoge ambtenaar uit de vijfde dynastie - als auteur wordt genoemd, zijn daarvoor in diens graftombe geen aanwijzingen gevonden, zodat wordt aangenomen dat zij later aan hem is opgedragen. De literaire vorm is die van een serie wijze raadgevingen van een vader/leraar aan zijn zoon/leerling, waarbij de morele gedragscode - het ordenend principe (Ma-at) - wordt losgekoppeld van de farao (die slechts één keer in negatieve zin wordt genoemd) en verzelfstandigd tot een persoonlijke, universeel geldende scheppingsorde waaraan zelfs de goden ondergeschikt zijn. Zoals bijvoorbeeld: Wees niet hooghartig vanwege je kennis en raadpleeg zowel de ongeletterde als de geleerde, want wijsheid komt niet aangewaaid en niemand is met zijn bekwaamheid geboren. Levenskunst is zeldzamer dan groen graniet en wordt ook onder de minst aanzienlijken gevonden. Als je de ware aard van een broeder wilt leren kennen, doe geen navraag naar hem, maar vraag het hem zelf, in besloten vertrouwelijkheid, totdat je hem hebt leren kennen en bij jou geen onzekerheden over zijn drijfveren bestaan. Het eveneens uit deze tijd daterende 'gesprek van een man met zijn ziel' gaat zelfs een stap verder en introduceert de ziel als een zelfstandig element, dat als het persoonlijk geweten van een mens en als bewaker van deze universele waarden fungeert. In feite krijgt de mens hier de opdracht zich deze universele normen en waarden eigen te maken en zich niet te verschuilen achter menselijk falen of boven hem gestelde autoriteiten (op uzelf komt het aan!). Waarna de ziel (als een soort 'goddelijke vonk') hem zal begeleiden op zijn reis naar 'het eeuwige westen). Een ontwikkeling, die enkele eeuwen later zijn voltooiing vond in het objectieve dodengericht in de 'Hal van de Twee Waarheden' (van Osiris) - zie aflevering 4 - waar het hart (=het geweten) van de overledene werd afgewogen tegenover 'Ma-at' (gesymboliseerd door een veer). De depressieve man: Tot wie zal ik vandaag spreken ? De broeders deugen niet en mijn vrienden accepteren me niet. Zijn ziel antwoordde hem: Gooi al die klachten overboord, [...] offer aan de goden en leef het leven zoals het is. [...] Maar wanneer de tijd gekomen is, dat je lichaam aan de aarde wordt toevertrouwd, dan zal ik je pad verlichten en samen zullen wij in het westen wonen. vorige artikel ![]() ![]() ![]() |
© 2011 - uitgeverij de Steensplinter - All rights reserved |