logo Steensplinter
      de Steensplinter   —   archetypen van de maçonnieke tempel
deel 2   
aanklikken

• Bosjesmannen (San) in de hitte van de Kalahari-woestijn.




aanklikken    Archetypen
   van de
   maçonnieke tempel
deel 2:
Reizend van het oosten
naar het westen


eerder gepubliceerd:
in KEN UZELVE
juli/augustus 2007

Overige afleveringen:
1. inleiding
3. vuur, taal en moraal
4. Amduat
    de reis van de zon
    door het noorden

5. op uzelf komt het aan
6. de verborgen bouwmeester
7. profane 'maçonnieke'
    symboliek

8. de innerlijke mens
9. de weg naar de
    middenkamer


In voorbereiding
(verschijnt binnenkort):
10. het kosmische licht
11. zeven duizend jaar
    zomer sintjan
12. ritueel zonder functie
13. de twaalf wachters
    van het 'eeuwig westen'


home  terug naar Steensplinter



aanklikken

• Silbury Hill,
(Avebury, Zuid-Engeland,
ca. 2.800 v.C.)





• Vrouw die honing verzameld
(rotstekening, Spanje,
ca. 5 - 10.000 v.C.)





• Jachtscene
een groep jagers die met pijl en boog een kudde aanvalt die een rivier oversteekt.
(schildering op overhangende rotswand, Spanje,
ca. 5 - 10.000 v.C.)



aanklikken

• Processielanen van Ménec
(Carnac, Zuid-Bretagne,
ca. 4.500 v.C.)





versie 8.12



reizend van het oosten
naar het westen


J.A. den Ouden


     Schoon straalt gij aan de lichtberg des hemels,
     O levende Aton, die het eerst tot leven kwam.
     Als gij verrijst aan de oostelijke lichtberg
     Vervult gij met uw schoonheid heel het land.
     Gij zijt schoon, gij zijt groot,
     Gij straalt boven ieder land;
     Uw armen omhelzen de landen
     En al wat gij geschapen hebt.

     Gij zijt ver, maar uw stralen zijn op aarde.
     Gaat gij onder aan de westelijke horizon
     Dan is de aarde duister, als was zij dood.
     De mensen rusten in hun kamers met omhuld hoofd
     En geen oog ziet het andere.
     Zou men alles roven wat onder hun hoofd ligt,
     Zij zouden het niet bemerken.


• fragment van een loflied op de zon, toegeschreven aan farao Echnaton (ca. 1.350 v.C.),
waarvan de essentie vermoedelijk teruggaat op de zonnecultus tijdens de piramidentijd
(4e - 6e dynastie, ca. 2.575 - 2.150 v.C.)



Al van oudsher heeft de mens geworsteld met vragen als:
    • waar komen we vandaan?
    • waar gaan we na dit leven naartoe?
    • wat is de zin van dit aardse bestaan?
Als antwoord op die vragen ontwikkelde hij - vermoedelijk al vóór zijn vertrek uit de Afrikaanse savannen, zo'n 100.000 jaar geleden - een universele basis-theologie, die nog steeds de grondslag vormt van ons denken.

Oost-west georiënteerde hemelkoepel
Het grootste deel van zijn bestaan - tot aan de zgn. 'neolithische revolutie', ca. 10.000 jaar geleden - heeft de mens als jager-verzamelaar rondgezworven, voortdurend op zoek naar voedsel. Op die manier bevolkte hij, al rondzwervend, in een tijdsbestek van talloze generaties de hele wereld.
Iemand die over een vlakke savanne rondtrekt, ervaart zijn leefwereld als een aantal concen-trische halve bollen (sferen), met zichzelf als middelpunt.
Boven hem (in de eerste sfeer) vliegen vogels, wat hoger (in de tweede sfeer) bevinden zich wolken, daarboven (in de derde sfeer) beweegt de zon, in de vierde sfeer bevinden zich de sterren, enz.
Een duidelijk gestructureerde wereld, met als meest dominante element de zon.
De baan die de zon langs de hemel volgt geeft aan deze wereld een dynamische oost-west oriëntatie, in de zin dat de dag begint in het oosten bij het opkomen van de zon en eindigt in het westen, wanneer de bescherming van het kampvuur moet worden opgezocht. Daartussen (met de zon in het zuiden) bevindt zich de dagelijkse zoektocht naar voedsel, waarin ieder lid van de gemeenschap zijn door noodzaak en traditie bepaalde taak en dagritme heeft.

Voortdurend op reis van het oosten naar westen
Jager-verzamelaars zijn voor hun voedsel geheel afhankelijk van wat de omgeving hen te bieden heeft. In de meeste gevallen is dat alleen in de zomermaanden (of de regenperiode) in ruime mate aanwezig en zijn zij voor de rest van het jaar vanwege schaarste gedwongen voortdurend rond te trekken.
Direct na zonsopgang vertrekken de jagers, op zoek naar wildsporen. De overige leden van de kleine gemeenschap (vrouwen, oudere mannen en kinderen) breken het kamp op en gaan eveneens op pad. Onderweg worden water, eetbare knollen, vruchten en insecten (een rijke eiwitbron) verzameld. Waarna aan het eind van de middag het kamp weer voor de nacht wordt klaargemaakt.
Wanneer de jagers succes hebben gehad, staat er 's avonds vlees op het menu, terwijl anders volstaan wordt met een 'voedzame' soep. Na de maaltijd is er gelegenheid voor ontspanning, dans en mythische verhalen. Totdat iedereen gaat slapen en de volgende dag eenzelfde cyclus begint.

Een schijnbaar eeuwig durende cyclus, jaar in, jaar uit. Met als enige verandering de wisseling van de seizoenen, waarbij perioden van droogte en schaarste afgewisseld worden door de zomer (of de regentijd) met een overvloed aan voedsel.
Overal ter wereld kent men het archetype van het paradijs, waar het altijd vroegzomer is, het wild zich gewillig laat vangen en rijpe vruchten aan de bomen hangen. Vaak aangevuld met een overvloedige beschikbaarheid van de lokale alcoholische drank en gewillige maagden.
Na deze periode van overvloed volgt onvermijdelijk de schaarste van het droge seizoen, wanneer de kudden weer zijn weggetrokken, het land verdort en klein wild, insecten en opgegraven knollen het menu vormen.

Drie cycli
In deze voortdurende zoektocht naar voedsel kunnen drie cycli onderscheiden worden:
    • een dag/nacht-cyclus,
    • een maan-cyclus,
    • het zonnejaar.
Een grondige kennis van die verschillende cycli is letterlijk van levensbelang, omdat die tevens de beschikbaarheid van voedseldieren en eetbare gewassen bepalen. Zo kent de jacht een eigen specifiek dagritme, omdat veel dieren op het heetst van de dag wegkruipen. Terwijl het weinig zin heeft om een week te laat bij de trekroute van een kudde te arriveren, of buiten het seizoen naar eetbare planten te zoeken.
Probleem daarbij is, dat deze cycli op geen enkele manier synchroon lopen en noch de maancyclus, noch het kalenderjaar uit hele dagen bestaan. Met als gevolg dat al van oudsher drie kalenders in omloop waren, om elk van deze drie cycli te kunnen meten.

Dag en nacht
De dag/nacht-cyclus bestaat uit twee onderling tegengestelde delen.
Hierin wordt de dag gedomineerd door de zon en verschijnselen als leven, licht, warmte, regen en voedsel, maar ook inspanning, jacht, confrontatie, hitte, honger en dorst.
Terwijl de nacht wordt gedomineerd door de maan en verschijnselen als duisternis, koude en gevaar, maar tevens van warmte, veiligheid en voedsel rond het zelf aangelegde vuur.
In metafysische zin is de dag een expansief manlijk symbool van levensdrift, actie en avontuur en de nacht een contemplatief vrouwelijk symbool van rust en geborgenheid (rond het kampvuur), maar ook van dood en wedergeboorte.

Bij veel volkeren bestaat de idee, dat slaap en dood varianten zijn van elkaar zijn, in de zin dat de ziel het lichaam verlaat. Zodat het slapen iedere nacht een vorm van sterven is (en andersom). Daarbij wordt de nachtelijke hemel als een symbolische afspiegeling van de aardse werkelijkheid overdag gezien. De plek waar de zielen van de slapenden en overledenen tijdelijk verblijven, alvorens opnieuw geboren te worden. In die zin is hun angst voor de nacht vooral fysiek (gevaar voor roofdieren) en wordt duisternis (samen met de dood) in metafysische zin ervaren als een overgangsfase naar een nieuw (maar bekend) leven. Als onderdeel van een eeuwigdurende (weder)geboortecyclus.

Maanstonden
De oudst bekende kalenders zijn gebaseerd op de maancycli, vermoedelijk omdat deze cyclus door iedereen kan worden waargenomen en het een overzienbare periode betreft, die bovendien gemakkelijk en zichtbaar in vieren gedeeld kan worden. Ook in onze hedendaagse maatschappij speelt de maan(d) en de week nog steeds een belangrijke rol in ons levenritme.
Vanwege de verwantschap met de levenbrengende vrouwelijke vruchtbaarheidscyclus heeft de maancyclus al van oudsher een sacraal karakter gehad en was zij gewijd aan de maangodin.

Het zonnejaar
De wisseling van de seizoenen (=het zonnejaar) is veel moeilijker te volgen. Al was het maar omdat vanwege variaties in weersomstandigheden het daadwerkelijk verloop van het seizoen soms fors kan afwijken van wat ter plaatse wordt waargenomen.
Al vroeg in de geschiedenis werd daarom de jaarkalender gemarkeerd door een onveranderlijk jaarlijks terugkerende gebeurtenis. In gebieden binnen de keerkringen werd daartoe bijv. in het oude Egypte en door de pueblo-indianen in Amerika, het verschijnen van een bepaalde ster boven de horizon gebruikt.
Meer noordelijk (o.a. in West-Europa) werd dit aangevuld met de plaats waar de zon op- en ondergaat (het zomer- en wintersolstitium) en de tussenliggende evenings(equinox)punten, die het begin van het voorjaar en de herfst markeren.

Eveneens algemeen en al uit de vroege Oudheid daterend, is de gewoonte om tijdens de periode van overvloed als stam(men) bij elkaar te komen. Naast praktische en sociale aspecten (zoals familiebezoek, beslechten van geschillen, huwelijken, vormen van nieuwe groepen, afbakenen jachtterritoria) hadden deze bijeenkomsten tevens een culturele en religieuze functie, waar de doden van het afgelopen jaar werden herdacht, oeroude mythen werden voorgedragen en initiatie-riten werden voltrokken.
Vanuit een dergelijke religieus-culturele gebeurtenis kon de behoefte ontstaan om dit gebeuren in een fysieke tempel te laten plaatsvinden. Over de gehele wereld zijn steencirkels, processielanen en zichtlijnen gevonden, waarmee deze plaatsen gemarkeerd waren en de voortgang van de seizoenen nauwkeurig kon worden gevolgd. Hoe indrukwekkend ook, zijn dit soort 'bouwwerken' niet meer dan een fysieke 'verstening' van een abstract basisprincipe, namelijk door staande op een bepaalde plek, de plaats waar de zon en de maan opkomt te markeren. Op die manier is het zelfs mogelijk om zonder hulpmiddelen zon- en maansverduisteringen te voorspellen. Gebeurtenissen, die in metafysische zin opgevat werden als een 'heilig huwelijk' tussen dag (de zonnegod) en nacht (de maangodin), waarin het voortbestaan (wedergeboorte) van de drie cycli werd bevestigd.
Dit soort fysieke tempellandschappen komen over de hele wereld voor, met als bekende voorbeelden in Europa bijv. Stonehenge en Avebury (Zuid-Engeland), Carnac (Bretagne) en Goseck (Oost-Duitsland). Terwijl de onlangs in Saksen-Anhalt (Duitsland) gevonden Nebra-schijf een voorbeeld is van een zinnebeeldige tempel in het bestaande landschap (met de schijf als 'tableau').

vorige artikel terug    naar begin artikel omhoog    volgend artikel volgende

©   2011   -   uitgeverij de Steensplinter   -   All rights reserved