logo Steensplinter
      de Steensplinter   —   archetypen van de maçonnieke tempel
deel 4   
aanklikken

• de geleider bij het dodengericht
(Egypte, ca. 1285 v.C.)




   Archetypen
   van de
   maçonnieke tempel
deel 4:
Amduat, de reis van de zon
door het noorden


eerder gepubliceerd:
in KEN UZELVE
oktober 2007

Overige afleveringen:
1. inleiding
2. reizend van het oosten
    naar het westen

3. vuur, taal en moraal
5. op uzelf komt het aan
6. de verborgen bouwmeester
7. profane 'maçonnieke'
    symboliek

8. de innerlijke mens
9. de weg naar de
    middenkamer


In voorbereiding
(verschijnt binnenkort):
10. het kosmische licht
11. zeven duizend jaar
    zomer sintjan
12. ritueel zonder functie
13. de twaalf wachters
    van het 'eeuwig westen'


home  terug naar Steensplinter




aanklikken

• Ontvangst in het paradijs
(Egypte, ca. 1285 v.C.)



aanklikken

• Egypte als geschenk
van de Nijl



aanklikken

• Het vijfde uur
(Egypte, ca. 1450 v.C.)



aanklikken

• Het levengevende water
(Egypte, ca. 1300 v.C.)



aanklikken

• Egyptische steenhouwer
(ca. 1200 v.C.)





versie 8.12



amduat,
de reis van de zon door het noorden


J.A. den Ouden


     regel 134:
     "O Unas, you have not gone dead!
     You have gone alive, to sit on the throne of Osiris.
     Your scepter is in your hand,
     that you may give orders to the living [...]
     and give orders to those of the Mysterious Sites [the dead]!"
     regel 510:
     [...] " Unas eats with his mouth,
     Unas urinates and copulates with his phallus.
     Unas is the lord of the seed,
     he who takes the women from their husband,
     wherever Unas wants, according to the desire of his heart."

     (teksten uit de piramide van farao Unas, ca. 2378-2348 v.C., vertaling S. Mercer, 1952)



In de maçonnieke ritus worden de negen rituele reizen van de kandidaat tijdens de inwijdingsrituelen wel aangeduid als 'symbolische levensreizen'.
Strikt beschouwd is dit onjuist, omdat geen direct oorzakelijk verband bestaat tussen deze reizen en de profane levenswijze van de kandidaat en het aan hemzelf is of en hoe hij de tijdens de ritus opgedane kennis in zijn profane leven integreert. Bovendien vinden deze reizen plaats vanuit het 'westen' (=duisternis / symbolische plaats van het sterven of achterlaten) rond het 'tableau' (=symbolische weergave van de maçonnieke werkwijze) naar het 'oosten' (=licht / symbolische plaats van een rituele wedergeboorte). In die zin beogen ze op een rituele manier een groei (in negen stappen) van de aankloppende profaan naar het maçonnieke meesterschap weer te geven.

Piramidenteksten
Zoals J. Campbell in 'De held met de duizend gezichten' (Contact, 1945/2000) aangeeft, is het gebruik van een 'reis' als metafoor voor een ingrijpende verandering (initiatie) universeel en vermoedelijk zo oud als de mensheid.
Eén van de oudste aan ons overgeleverde geschriften die hierover gaan zijn de zgn. piramidenteksten. Deze in Egypte vanaf het eind van de vijfde dynastie (ca. 2350 v.C.) in piramides aangebrachte teksten beschrijven de reis van (de ziel van) de overleden farao naar onsterfelijkheid tussen de sterren.
Gezien het soms archaïsche taalgebruik wordt aangenomen, dat in ieder geval een deel hiervan uit een vroegere (wellicht zelfs pre-dynastieke) periode stamt.
Tevens wordt vanwege de in de teksten opgenomen regie-aanwijzingen aangenomen, dat deze niet alleen in de bewaard gebleven schriftelijke vorm aan de overleden farao werden meegegeven, maar gebaseerd waren op een orale traditie, waarbij ze in een ritueel rollenspel werden uitgevoerd. Zodat de farao daarin al tijdens zijn leven op symbolische manier zijn reis naar de sterren (=de onsterfelijken) maakte.

Wellicht mede hierdoor ondergingen deze teksten in de navolgende eeuwen een democratiseringsproces, in de zin dat ook familieleden van farao's, vervolgens priesters en hoge ambtenaren en uiteindelijk gewone burgers een eigen vorm van 'onsterfelijkheid in het westen' gingen claimen en relevante tekstpassages in hun graf, op hun grafkist en/of op rollen papyrus lieten afbeelden. Hoewel voor de - vaak schitterend geïllustreerde - papyrusrollen sinds de 19e eeuw de benaming 'dodenboeken' is ingeburgerd, bestaat inhoudelijk geen verschil met de wandschilderingen en sarcofaagteksten en werden ze door de Egyptenaren zelf aangeduid met 'teksten tot het verschijnen overdag', wat vertaald zou kunnen worden met 'handleiding tot wedergeboorte'.

Drie mythen
Een gevolg van de toenemende democratisering van het hiernamaals was dat - afhankelijk van de doelgroep - accentverschuivingen plaatsvonden en bepaalde onderdelen verder werden uitgewerkt. Zo krijgt in de piramidenteksten het bekende dodengericht voor Osiris maar weinig aandacht, omdat de half-goddelijke farao boven dit oordeel stond, zélf Osiris werd en het accent op de reis naar de sterren lag. Dit in tegenstelling tot de latere 'dodenboeken' voor gewone burgers, waar dit gericht één van de hoogtepunten vormt.
Daarnaast was het Egyptische religieuze denken allesbehalve statisch en streefden allerlei orthodoxe en nieuwe stromingen voortdurend en met wisselend succes naar meer invloed, waardoor bepaalde aspecten in de ene periode meer aandacht kregen dan andere.

Desondanks is in de loop van de ruim 3.000 jaar dat deze teksten gebruikt zijn, de kern daarvan verrassend constant gebleven. Evenals het feit dat vanaf het begin drie verschillende verhaallijnen (mythen) door elkaar lopen:
• Een dag-nachtmythe rond een vermoedelijk pre-dynastieke hemelgod Sohar (of Sokar, later samengevoegd met Horus) in de vorm van een valk, die in de woestijn leeft en 's nachts in een grot verblijft (resp. zijn 'zonneoog' daar opbergt) waardoor het op aarde donker wordt.
Mogelijk horen we hierin een overblijfsel uit de tijd dat de voorouders van de Egyptenaren als nomaden door de nog groene Sahara rondtrokken (tot ca. 4000 v.C.) en dateert ook het idee van een reis naar de sterren uit die periode.
• Een scheppingsmythe met als centrale thema de zonnegod Re (of Ra) die zichzelf uit de oerwateren geschapen heeft en iedere nacht zijn schepping (de kosmische orde) moet herstellen door de steeds opdringende krachten van de chaos te bevechten (in de mythe gesymboliseerd door het opdrogen van de Nijl). Daartoe wordt hij 's avonds in het westen door de hemelgodin Nut (=symbool van één van de oerkrachten) ingeslikt, om na de overwinning op de chaos 's morgens vanuit het oosten opnieuw geboren te worden.
In deze tijdens de vierde dynastie (de tijd van de grote piramidebouwers als farao Cheops, ca. 2639 - 2504 v.C.) tot ontwikkeling gekomen staatsreligie wordt de dualiteit tussen hemel en aarde benadrukt en krijgt de farao als 'zoon van Re' en als diens vertegenwoordiger (Horus) op aarde tot taak om hier de orde te bewaren, de chaos te bestrijden en voor een 'goede' Nijl zorg te dragen (niet te veel en niet te weinig overstroming).
• Het dodengericht in het rijk van de vermoedelijk eveneens pre-dynastieke maangod Osiris, die in het hiernamaals in het westen over de zielen van de doden heerst. Om toegang daartoe te verkrijgen wordt, na een ondervraging door 42 goden (=symbool voor heel Egypte), het hart van de overledene (=zijn geweten) gewogen tegenover de 'veer van Ma-at' (=de kosmische orde) en bij een negatief oordeel de betrokkene aan de aarde teruggegeven (=als persoonlijkheid uitgewist, waardoor deze als het ware een tweede dood sterft).

Reis door de diepste duisternis
De nachtelijke reis van de zon(negod Re) van zonsondergang (=sterven) naar zonsopgang (=wedergeboorte) was onderverdeeld in twaalf fasen (uren) en werd gezien als een verbeelding van de benodigde continue strijd van de schepping (=orde, licht, modder, levengevend water) tegen de chaos (=wanorde, duisternis, droogte, het dode woestijnzand):
uur 1
• uur 1: Een overgangsperiode, waarin de stervende zonnegod met zijn zonnebark onder de horizon in het westen verdwijnt en bij het ingaan van het hiernamaals (=door de hemelgodin Nut wordt ingeslikt) zijn lichaam achterlaat. In dit proces neemt hij de daar wachtende zielen van overledenen in zich op, resp. biedt hen een plaats aan in zijn zonnebark (de bark van de miljoenen).
uur 2
• uur 2: Begeleidt door andere goden vaart de zonnegod (met alle in hem opgenomen zielen) over de hemelse Nijl (de Melkweg?) door de 'eeuwige rietvelden'; een paradijselijke variant van Egypte, waarvan voor de levenden een glimp bij het ondergaan van de zon zichtbaar is en waar (afgezien van de farao's) de doden hopen zich te mogen vestigen.
uur 3
• uur 3: Meer schepen en goden begeleiden de zonnegod door de wateren van Osiris, die hem begroet en na het dodengericht de zonnegod zal vergezellen op zijn nachtelijke tocht.
Onduidelijk is of de meeste zielen hier achterblijven en zich naar de hen toegewezen landerijen begeven, of dat zij tenminste één keer de nachtelijke tocht moeten meemaken.
uur 4
• uur 4: In dit gebied van toenemende duisternis verschijnen de eerste obstakels, veroorzaakt door de ongeordende chaos. Het water van de hemelse Nijl droogt op, waardoor de zonnebark vastloopt en moet wordt voortgetrokken. Door magische krachten verandert deze in een reusachtige slang, die over het woestijnzand voortschuift. Dit echter ten koste van het zonneoog van Re (=het licht) dat aan Thot en Sohar/Horus in bewaring moet worden gegeven.
uur 5
• uur 5: In diepe duisternis bereikt de zonnebark de grot van de valkgod Sohar/Sokar/Horus, waar het zonneoog wordt bewaard. Hier verenigt Re zich met Sohar en Osiris (en alle andere zielen) en met gezamenlijk wordt de strijd tegen de machten van chaos en duisternis aangebonden.
uur 6
• uur 6: Na de woestijn van Sohar bereikt de zonnebark het oerwater van Nun (=de bron van de schepping). In die oerbron, halverwege zijn reis, om middernacht, verenigt de zonnegod (samen met alle zielen) zich weer met zijn lichaam en hervindt zijn levenskracht.
uur 7
• uur 7: Met uit de oerbron geputte hernieuwde kracht en met behulp van de magische krachten van Isis en andere goden, behaalt de zonnegod de overwinning op Apofis (=slang van chaos en duisternis) en herstelt de kosmische orde.
uur 8
• uur 8: Nu het grootste gevaar is geweken, voorziet (schept) de zonnegod de nieuwe overledenen van lichtgevende linnen kleding.
uur 9
• uur 9: Vooraf gegaan door een escorte brengt de triomferende zonnegod kleding, brood en bier naar de overige bewoners van het hiernamaals, terwijl vuurspuwende cobra's zijn pad verlichten en reinigen van de resten van chaos.
uur 10
• uur 10: Hier wachten de zielen van de verdronkenen (die niet als mummie begraven zijn) op het oordeel van de in de zonnebark aanwezige god Osiris.
uur 11
• uur 11: Alles wordt gereed gemaakt voor de zonsopgang (=de wedergeboorte uit de vulva van de hemelgodin Nut). De god Osiris gaat weer terug naar zijn nachtelijk rijk.
uur 12
uur 12: Voortgetrokken door een slang, goden en wedergeborenen verschijnt de zonnebark aan de oostelijke ochtendhemel. Een nieuwe cyclus in de strijd tegen de chaos is begonnen.

Verschillende versies
De piramidenteksten vormen de oudst bewaard gebleven versie (ca. 2350 v.C.) en waren bedoeld om de farao op zijn reis naar de sterren te begeleiden.
De op sarcofagen aangebrachte teksten zijn een daarvan afgeleide, gedemocratiseerde versie en dateren van het eind van het Oude Rijk en vooral van het Midden Rijk (ca. 2000 - 1800 v.C.).
Hoewel de zgn. dodenboeken op papyrus eveneens in essentie gebaseerd zijn op deze teksten, dateren de bewaard gebleven exemplaren alle uit het Nieuwe Rijk en zijn hieraan elementen van latere versies toegevoegd.

Vanwege intensieve contacten met andere culturen werden in het Nieuwe Rijk (ca. 1550 - 1170 v.C.) andere religieuze denkbeelden in deze teksten opgenomen, accenten anders gelegd en ontstonden nieuwe versies.
De oudste (ca. 1450 v.C.) hiervan is de Amduat, een gevisualiseerde beschrijving van de reis van de zonnegod door het hiernamaals, zoals we die zien afgebeeld in de graven van o.a. Thuthmosis III en Amenophis II.
Uit ongeveer dezelfde tijd dateert het Loflied op de Zon, waarin Re wordt verheerlijkt en de farao zich met hem verenigt (het bekende Zonnelied van farao Echnaton is een variant hierop).
Het 'Boek der Poorten' is van iets later datum (ca. 1300 v.C.) en beschrijft de gang van zaken bij de twaalf poorten die bij de reis door het hiernamaals worden gepasseerd. Tevens wordt hierin een nieuw element ingevoerd, namelijk de bestraffing van de onwaardigen door een vuurdood in de hel, terwijl Horus (=de zoon van god) de zaligen toespreekt en hen een plaats in de hemel wijst.

Samen met de farao-cultus verliest aan het eind van het Nieuwe Rijk (ca. 1070 v.C.) de almachtige zonnegod Re aan populariteit ten koste van de god Osiris, die (volgens de mythe) ooit als mens op aarde geleefd had, daar door zijn haatdragende broer ter dood was gebracht en na zijn wederopstanding de mens uitzicht had gegeven op een eeuwig leven in het hiernamaals.
We vinden dit terug in uit rond 1200 v.C. daterende werken als het 'Boek van de Grotten', 'Boek van de Hemelen' en 'Boek van de Aarde', waarin Osiris en het strafelement een steeds belangrijker plaats krijgen.
In het 'Boek van de Heilige Koe' vinden we de Egyptische variant op de zondvloed-mythe, waarin Re besluit om de ongehoorzaamheid van de mensheid te straffen door hen met zijn zonneoog te verbranden, maar na voorspraak van de godin Hathor (=de heilige koe) besluit een deel hiervan te sparen.
[In feite is dit een gemythologiseerde versie van daadwekelijke gebeurtenissen rond 4000 v.C.]

Geen dogma's
Voor zover bekend hadden de Egyptenaren geen moeite met tegenstrijdigheden of hiaten in deze mythen en evenmin met het feit dat goden van naam verwisselden, eigenschappen van elkaar overnamen, of samengevoegd werden (zoals bijv. de god Horus/Sohar/Sokar, die van pre-dynastieke hemelgod 'gedegradeerd' werd tot zoon van Osiris en zijn zonneoog aan Re moest afstaan).
Volgens hen was het bovennatuurlijke een mysterie, dat door mensen maar gedeeltelijk begrepen kon worden. Omdat zij geen aan de mens geopenbaarde goddelijke teksten (zoals de bijbel) kenden, bestonden voor hen ook geen religieuze dogma's, of absolute waarheden. Weliswaar fungeerde de cultus rond de zonnegod Re als staatsreligie, maar daarnaast bestonden ook andere zienswijzen (o.a. rond Ptah en Osiris) die daar van afweken. Omdat echter iedere interpretatie van het bovennatuurlijke als mensenwerk werd gezien, stond het iedereen vrij een persoonlijke keuze te maken (mits hij de keuze van de ander en de staatscultus respecteerde).

Afgezien van de cultureel gebonden vormgeving, bevinden zich in dit gedachtegoed een aantal elementen die ons bekend voorkomen:
• een voortbestaan van de ziel na de dood;
• een zonnegod, die zich voor het heil van zijn eigen schepping dagelijks opoffert om de duisternis (chaos) te bestrijden;
• een vergoddelijkte mens, die na zijn wederopstanding uit een smartelijke dood de mensheid uitzicht biedt op een voorbestaan na de dood in een eeuwigdurend paradijs (hemel);
• een dodengericht, waarin de ziel van de overledene aan een objectief oordeel (=kosmische orde) wordt onderworpen;
• een scheiding van de zaligen en onwaardigen, die een tweede dood (vernietiging) in het vuur van de hel wacht;
• het ontbreken van dogma's en absolute waarheden.

Verrassend modern (en bijna maçonniek) is de gedachtegang dat onsterfelijkheid niet voor iedereen is weggelegd en niet uitsluitend op basis van maatschappelijke status kan worden geclaimd, maar afhankelijk is van een objectief moreel oordeel. Weliswaar zijn er geen berichten bekend van farao's die in dit gericht afgewezen werden, maar dat doet niets af aan het principe.
Het is in ieder geval een verademing in vergelijking met het sombere perspectief dat bijv. de Grieken wachtte, waar de gestorven Achilles verzucht "liever de levende knecht van een onbetekenende boer te zijn, dan een dode held in de Hades (=onderwereld)".
Bij de meeste andere culturen was dit niet veel beter, zodat het niet verwonderlijk is dat in de klassieke Oudheid het denken diepgaand door dit Egyptische voorbeeld is beïnvloed. Dat geldt niet alleen voor Griekse filosofen als Plato, die langdurig in Egypte verbleven en daar allerlei initiaties ondergingen. Maar ook voor bijv. de joods-hellenistische filosoof Philo van Alexandrië (ca. 20 v.C. - 50 n.C., een tijdgenoot van Johannes de Doper en Jezus van Nazareth), die elementen uit het joodse, Griekse en Egyptische gedachtegoed met elkaar verbond en daarmee de grondslag legde voor de latere gnostiek, hermetisme en het christendom.

vorige artikel terug    naar begin artikel omhoog    volgend artikel volgende

©   2011   -   uitgeverij de Steensplinter   -   All rights reserved