KUBUS reeks
H.J.Mac Gillavry Kubus no. 1: Gekruiste benen (2e druk) |
|
Maarten Zweers Kubus no. 2: Zeven bouwstukken |
|
J.A. den Ouden Kubus no. 3: Over de OBdH |
|
H.J. Mac Gillavry Kubus no. 4: Belang van ritueel |
|
J. de Jong Kubus no. 5: Reis naar het midden |
|
R.B. Snip Kubus no. 6: Queen Anne en de vrijmetselarij |
|
H.J. Mac Gillavry Kubus no. 7: Volle Middernacht |
|
H.J. Beunk Kubus no. 8: Deugd werd niet beloond |
|
J. Mojet Kubus no. 9: Leidraad instructie leerlinggraad (2e druk) |
|
A.M. van Harten e.a Kubus no. 10: Rondom de korenschoof |
|
M. Gout Kubus no. 11: Geometrie in de tempel |
|
J.A. den Ouden Kubus no. 12: In den beginne was het 'niets' |
versie 14.07
layout gebaseerd op YAML v3
kubus no. 8
Deugd werd niet beloond
het korte leven van een Naardense vrijmetselaarsloge (1804-09)
door H.J. Beunk
96 pagina's
ca. 167 x 240 mm
rijk geillustreerd
euro 16,00
(excl. verzendkosten)
Deugd werd niet beloond
het korte leven van een Naardense vrijmetselaarsloge (1804-09)
H.J. Beunk
Een publicatie die past in de hedendaagse trend. Want je kunt geen krant openslaan, of je komt wel een artikel over een of ander historisch
onderwerp tegen. Veel daarvan gaan over 'onze' Gouden Eeuw, toen ' wij ' nog een Europese grote mogenheid waren.
Helaas voedt een deel van dit soort verhalen eerder een misplaatst soort meerderwaardigheidsgevoel en een bedenkelijk soort provincialisme,
dan dat zij inzicht geven in historische processen.
Want bij een wat minder oppervlakkige beschouwing blijkt die zgn. Gouden Eeuw toch ook heel wat nare kantjes te hebben gehad.
Eén daarvan was, dat Nederland geregeerd werd door een zichzelf in stand houdende elite, die nog geen kwart van de bevolking
vertegenwoordigde en vooral goed voor zichzelf zorgde. Terwijl de rest van de bevolking geen enkele vorm van burgerrecht had. Niet omdat ze iets
misdaan hadden, maar omdat ze uit de verkeerde ouders waren geboren, of lid waren van het verkeerde kerkgenootschap.
Een situatie, die wellicht te rechtvaardigen was tijdens de verbitterde godsdienstoorlogen aan het eind van de 16e eeuw, maar 200 jaar later
aan alle kanten begon te wringen.
Niet alleen omdat door generaties wanbestuur Nederland van een technologische voorloper een industrieel achterlijk land was geworden.
Want terwijl in Engeland machinale weefgetouwen en breimachines hun intrede deden en al in 1779 de eerste gietijzeren bruggen gebouwd werden,
draaide hier alles nog op handarbeid en houten windmolens. Maar met name, omdat naast puissante rijkdom ruim de helft van de
bevolking in diepe armoede leefde en zowel fysiek als psychisch er zo slecht aan toe was, dat voor veeleisende beroepen mensen van elders
uit Europa aangeworven moesten worden.
Het is in deze sfeer van morele corruptie en een verzet tegen een vermolmd ancien regime dat hier allerlei uit Amerika en
Frankrijk afkomstige ideeën over volkssoevereiniteit en eigen verantwoordelijkheid hun intrede deden. Gevoed door een algemeen gedeeld
gevoel om een punt te zetten achter de tot op het bot vermolmde 16e eeuwse republiek en een nieuwe start te maken. Aansluiting te zoeken
bij de in Europa rondwarende nieuwe tijdsgeest, die zich kenmerkte door het praktisch toepasbaar maken van allerlei aspecten van het
wetenschappelijke denken en een nieuwe burgerlijke maatschappijstructuur op basis van aan de klassieke Oudheid ontleende humanistische
waarden.
Een typisch voorbeeld van dat gevoel is Paul Strick van Lindschoten, ambachtsheer van een gelijknamige cluster van dorpen ten westen van
Utrecht, die in de wintermaanden met plaatselijke boeren discussieavonden over het agrarische bedrijf belegde. Waarom ze dit zus
deden en dat zo. Waaruit hij als lid van de Nationale Vergadering een aanzet voor een landelijk agrarisch beleid formuleerde.
Eenzelfde onbevooroordeelde empirische benadering vinden we bij Martinus Nieuwenhuyzen, die op grond van dit soort ervaringsgesprekken een
onderwijspedagogiek ontwikkelde.
En bij de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, die overal in het land initiatieven tot volkontwikkeling nam en wetenschappelijk onderzoek
stimuleerde.
Vanuit dat perspectief werd hier in 1795 de oude Republiek vervangen door de Bataafse Republiek, die zich spiegelde aan het
Franse en Amerikaanse voorbeeld.
Dat bij dit soort initiatieven vaak vrijmetselaren betrokken waren, is een gegeven. Belangrijker is echter dat hun optreden algemene steun en
waardering ondervond.
Want als één ding opvallend is voor deze periode (rond 1800), dan is het wel de algemene waardering van de vrijmetselarij en
het ontbreken van fundamentele geschilpunten binnen de loges. Natuurlijk waren er ook toen mensen die het te lang vonden duren en anderen die
het allemaal wel erg snel vonden gaan. Maar die verschillen waren persoonlijk en niet gebonden aan politieke stromingen.
Echt inhoudelijke geschilpunten waren er eigenlijk niet en om die reden zagen broeders van patriottische en oranjegezinde origine er geen
enkel bezwaar in om gezamenlijk een loge te vormen.
Dat kwam onder andere tot uiting in 1799, toen op aandrang van de naar Engeland gevluchte stadhouder Willem V in Noord-Holland een Engels-
Russisch invasieleger landde. Bij deze landing was de latere koning Willem I aanwezig, die in een proclamatie Nederland opeiste, aankondigde
al die vernieuwingen te zullen terugdraaien en al vast liet weten welke straffen onwillige burgers konden verwachten.
De bedoeling van deze invasie was om een oranjegezinde opstand uit te lokken.
Het effect was echter een algemene verontwaardiging, waarna door Nederlandse troepen het invasieleger werd opgerold en prins Willem
ternauwernood naar Engeland kon ontsnappen.
Dat verzoek van prins Willem V aan de Engelsen had echter tevens tot gevolg, dat deze zich gerechtigd voelden om de Nederlandse koloniën
te bezetten, waaronder West-Indië het tegenwoordige Suriname en Antillen.
Hiermee komen we bij het onderwerp van deze publicatie, namelijk de West-Indische koloniale troepen: vier uit Nederland afkomstige
bataljons, die in 1804 gerepatrieerd moesten worden en in Naarden gelegerd werden, om vandaar bij andere legeronderdelen te worden
ingedeeld. Een paar duizend man met vrouwen en kinderen in een plaatsje van nog geen twee duizend inwoners, die letterlijk
niets anders te doen hadden dan wachten op hun overplaatsing.
Het is binnen deze context van vernieuwing en hoop op een betere toekomst dat een aantal officieren besloot om in Naarden een
vrijmetselaarsloge op te richten, met de wellicht veelzeggende naam: 'Deugd Beloond'.
Deels wellicht om de verveling te bestrijden. Maar vermoedelijk ook om met iets positiefs bezig te kunnen zijn.
Het bijzondere aan deze Naardense loge 'Deugd Beloond' is dat zij alles bij elkaar maar twee jaar (1804-06) echt goed gefunctioneerd heeft.
Daarna waren de betrokkenen naar andere legeronderdelen overgeplaatst en leed de loge een moeizaam bestaan, tot in 1809 het licht formeel werd
gedoofd.
Het fascinerende van deze loge is echter, dat haar korte bestaan via haar bewaard gebleven notulenboeken gedetailleerd kan worden gevolgd en
dat zij daardoor een ooggetuigenverslag geeft van hoe in die tijd de maçonnieke werkwijze werd beoefend en beleefd.
J.A. den Ouden
(uitgesproken tijdens de presentatie van het boek op 18 maart 2005)
terug naar begin van deze pagina